Rem stroomverbruik huishoudens alleen als het nodig is

Huishoudens betalen in 2025 zowat het dubbele voor het gebruik van het elektriciteitsnet als in 2020 en het einde aan de stijging is nog niet in zicht. De stijgende kosten voor netbeheer roepen niet alleen de vraag op hoe die noodzaak voor verzwaring beperkt kan worden, maar ook hoe de kosten het beste over de netgebruikers verdeeld kunnen worden.
Naar het zich laat aanzien stijgen de transporttarieven voor huishoudens de komende tijd jaarlijks een kleine 7% bovenop inflatie. Die stijging wordt vooral veroorzaakt door de noodzaak om netten te verzwaren, inclusief de aanleg van het kostbare net op zee.
Begin dit jaar heeft het IBO zijn licht over kosten netbeheer laten schijnen en onlangs heeft het kabinet daar op gereageerd. Parallel werken netbeheerders en ACM aan een vergaande herziening van de systematiek van transporttarieven, terwijl ondertussen ook al nieuwe contractvormen en stelselwijzigingen worden doorgevoerd. Verdere parallelle acties bestaan uit het aanzetten van netgebruikers tot flexibel en/of het beperken van netgebruik.

Trilemma is een tweewekelijkse opinie-uitgave waarin het scherpe geluid klinkt van energie-experts Sjak Lomme, Jilles van den Beukel, Paul Giesbertz en Alex Kaat – soms aangevuld met gastbijdragen. Met heldere analyses, duidingen en opinies levert Trilemma de energieprofessional stof tot nadenken. De standpunten die in Trilemma worden verkondigd, komen op het conto van de auteur(s). Energeia is uitgever van Trilemma en bemoeit zich niet met de inhoud.
Gezien de ernst van de congestieproblematiek is het toe te juichen dat acties worden ondernomen. Echter, de wirwar van (aangekondigde) acties dreigt te leiden tot beleidsconflicten. Zo kan de poging om individuele warmtepompen te ontmoedigen ten faveure van collectieve warmtenetten er gemakkelijk toe leiden dat consumenten afzien van de aanschaf van elektrische auto’s, uit vrees die niet thuis te kunnen opladen. Het is dus zaak goed voor ogen te houden wat men met de acties wil bereiken en daarbij vooral te letten op eventuele ongewenste bijeffecten. Helaas lijkt daar momenteel geen sprake van te zijn, zoals in dit artikel aan de hand van de voorstellen voor kleinverbruikerstarieven wordt geïllustreerd.
Enigszins gechargeerd, rond 2009 was er bij het overgrote deel van de huishoudens vooral sprake van sporadisch gebruik van elektrische apparaten met vermogens tussen 2 kW en 3 kW, zoals bakovens, koel- en vrieskasten, wasmachines en vaatwassers. Kooktoestellen gebruikten vooral gas, en slechts een klein deel van de huishoudens kookte elektrisch, waarvoor pakweg 6 kW nodig was. Anno 2025 geldt deze situatie voor veel huishoudens nog steeds, zij het dat tal van apparaten zuiniger zijn geworden, maar tegelijkertijd het aantal apparaten wel is toegenomen.
Maar bij een groeiend deel van de huishoudens trekken anno 2025 warmtepompen langdurig 1 kW tot 3 kW uit het net, trekken laadpunten enkele uren tot 11 kW en bij dik een derde van de huishoudens duwen zonnepanelen grofweg tot 4 kW in het net. Ondanks deze verschillen, betalen alle huishoudens voor de gebruikelijke 3*25A aansluiting hetzelfde netbeheerder-afhankelijke tarief.
Het zijn niet zozeer de individuele pieken maar de gelijktijdigheid ervan die in zwaar belaste netten voor extra krapte zorgen. ACM en de netbeheerders willen daarom terecht af van het uniforme capaciteitstarief. De netbeheerders hebben vorig jaar onderzoeksbureau Berenschot een tariefvariant met forse tijdsafhankelijke variabele tarieven laten uitwerken.
Die variant is onlangs in de Tweede Kamer besproken waarbij veel aandacht uitging naar de complexiteit. Enigszins terecht, want het gaat om kWh-tarieven die afhankelijk van het seizoen en het uur van de dag verschillen. Het is voor de meeste mensen welhaast ondoenlijk om daar goed mee om te gaan, maar dat zou ook niet nodig moeten zijn. Immers, verwacht kan worden dat huishoudens met stuurbare zware verbruikers, zoals laadpunten, het inspelen op tarieven voor transport en de benodigde elektriciteit overlaten aan computeralgoritmes.
Dat gebeurt al met dynamische elektriciteitsprijzen en onbalansprijzen. Transportkosten kunnen daar ook nog wel bij. Daarentegen kan worden verwacht dat huishoudens met de meer traditionele apparaten vooral globaal iets van het uitstelbare verbruik, zoals het laten draaien van de vaatwasser, van de avond naar de middag zullen verplaatsen als dat enigszins uitkomt.

Belangrijker dan de ingewikkeldheid is de forse verschuiving van vaste capaciteitskosten naar variabele kWh-tarieven. Met 20 cent tot 24 cent per kWh voor transport van de vroege tot de late avond in de maanden van oktober tot april, verdubbelen bij de huidige leveringstarieven zowat de variabele kosten van het gebruik van elektriciteit.
Dat maakt bij de huidige leveringstarieven het gebruik van elektriciteit ’s avonds in de winterhelft per kWh maar liefst viermaal zo duur als aardgas. Huishoudens met hybride warmtepompen zullen dan massaal terugvallen op de gasgestookte cv-ketel, want een standaardinstelling is dat de installatie uitrekent wat de goedkoopste warmte oplevert. Bij de huidige leveringstarieven inclusief belasting is dat elektriciteit als de zogenaamde COP minimaal 2 haalt, wat vrij eenvoudig is. Maar, in het systeem van Berenschot moet in de winterhelft ’s avonds de COP minimaal 4 zijn. Menig avond zal dat niet worden gehaald, want de COP ligt meestal tussen 3 en 5. Gevolg: hoger gasgebruik en toename CO₂-uitstoot.
Wijken van het gas af halen kan bij deze tarieven ook op extra weerstand stuiten, want overstappen van koken op gas naar elektrisch koken wordt financieel behoorlijk onaantrekkelijk. Dat raakt een grote groep consumenten. Wie niet in staat is om de dure uren te vermijden (of niet begrijpt hoe belangrijk dat is) kan een forse rekening verwachten. Gebrek aan transporttariefbehendigheid wordt een nieuwe factor in het fenomeen energiearmoede.
Ongetwijfeld verlichten de hoge avondtarieven de druk op de elektriciteitsnetten. Mooi voor de momenten dat dat echt nodig is, maar problematisch is dat huishoudens pijn wordt gedaan, ook op de talloze dagen dat dat helemaal niet nodig is omdat de netten de vraag gemakkelijk aan kunnen, zoals op weekenden en feestdagen.
Eveneens een mogelijk ongewenst bijeffect van forse kWh-tarieven voor transport is de impliciete subsidie voor thuisbatterijen. Thuisbatterijen kunnen behulpzaam zijn bij het bestrijden van netcongestie, maar het toch al ingewikkelde tijdgebonden tarievensysteem kent geen locatie-component. Met andere woorden, het stimuleert generiek net-vermijdend gedrag, of dat nodig is of niet.
Daarmee dreigen enerzijds de maatschappelijke kosten van de energievoorziening hoger te worden dan nodig, want thuisbatterijen vergen schaarse grondstoffen en menskracht voor installatie. Anderzijds hollen ze de basis voor het verhalen van de netbeheerskosten uit omdat huishoudens met batterijen minder kWh uit het net halen als het nettarief voor de kostendekking van de transportnetten zoden aan de dijk zet.
Net zoals aanvankelijk met de salderingsregeling voor zonnepanelen zal dat in eerste instantie zo’n vaart niet lopen. Echter, als die trein eenmaal op gang is, kan het snel gaan. Mensen met onvoldoende eigen opstelruimte voor batterijen en/of een te kleine beurs, mogen dan het gelag betalen. Dat overeenkomstig hoe mensen zonder eigen dak en/of een te kleine beurs de dupe zijn van het op de salderingsregeling gebaseerde succes van zon-op-dak.
Berenschot meldt dat met stuur- en klankbordgroepen verschillende tariefvarianten zijn besproken, maar dat de onderzochte variant door de netbeheerders is geselecteerd. Voor zo’n onderzoek is dat uiteraard hun goed recht, waarbij moet worden opgemerkt dat aan een formeel wijzigingsvoorstel overleg met representatieve organisaties plaatsvindt.
Gelet op de vergaande gevolgen zou voor een wijziging van de tarievensystematiek al in een eerdere fase zoiets als een maatschappelijke discussie niet misstaan. Helaas laat het kabinet in de reactie op het IBO-rapport die kans onbenut. Sterker nog, volgens het kabinet kunnen huishoudens door betere benutting van het net door vraagverschuiving “meer overhouden in de portemonnee” en ook de netbeheerders benadrukken de besparingsmogelijkheid. Dat terwijl het in wezen hooguit gaat om het beperken van de kostenstijging.
Wel erkent het kabinet dat beter benutten van het elektriciteitsnet nadelen heeft, want het vergt inspanning van de hele samenleving en dat gaat gepaard met ongemak en kosten. Helaas stapt het kabinet nogal gemakkelijk over dat ongemak heen. Er wordt verwezen naar intensieve samenwerking en langjarige leerprocessen, maar geen woord over de invulling daarvan.
Dat is wel nodig want de huidige problemen komen niet uit de lucht vallen. Sterker nog, ruim vijftien jaar geleden stonden al tal van partijen te popelen om vraagverschuiving naar rustige uren te faciliteren. De grootschalige uitrol van slimme meters was namelijk pas de eerste stap op weg naar slimme netten (zie bijvoorbeeld 2009 presentatie van TNO/ECN of RVO 2010). Zonder verdere investeringen in het slim maken van de netten, zijn de zogenaamde slimme meters behoorlijk dom.
En nota bene op die domheid – de achteraf afstand-uitgelezen afgenomen hoeveelheden per uur/kwartier – baseert Berenschot de variabele tarieven. Die uurtarieven gelden geheel onafhankelijk van wel of geen krapte in het plaatselijke net en bijbehorende aanvoerlijnen.
In plaats van het toepassen van een botte bijl richting kleinverbruikers, zou een nieuw tarievenstelsel ook netbeheerders moeten aanzetten tot het nemen van gerichte acties. Zo zouden gebruikstijdafhankelijke transporttarieven alleen toegepast mogen worden in netdelen die voldoende slim zijn. Tevens zouden de hoogste tarieven alleen mogen gelden als vraagverschuiving nodig is om congestie te vermijden.
Een aanvullende voorwaarde zou moeten zijn dat marktpartijen zoals leveranciers en dienstverleners voldoende tijd krijgen om energiemanagementsystemen uit te rollen waarmee huishoudens geautomatiseerd flexibel gebruik weg kunnen houden uit de uren waarin de netbeheerder het sein op rood zet. Om te onderzoeken of zo’n systeem haalbaar is, kan dit in de vorm van experimenten worden opgezet.
Berenschot stelt dat het tijdsgebonden kWh-tarief netbelasting dermate verlaagt dat de piekbelasting per trafo met 3% tot 12% wordt gereduceerd. Daar plakt Berenschot de claim aan vast dat er tegen 2030 capaciteit vrijkomt voor 700.000 extra woningen. Indrukwekkend, maar het is nogal een vreemde maatstaf, want sommige netten moeten toch worden verzwaard en dan stelt 3% tot 12% weinig voor. Ook staan veel trafo’s in wijken waar helemaal geen nieuwbouw is gepland of zelfs niet mogelijk is.
Op het effect van de vraagverschuiving is dus nog wel iets af te dingen, maar brengt wel forse maatschappelijke kosten met zich mee: hoge uitvoeringskosten bij leveranciers die de transporttarieven moeten innen, nieuwe vormen van energiearmoede en hogere CO₂-uitstoot in de gebouwde omgeving.
Over de kosten stelt het kabinet nu dat de overheid bedrijven en huishoudens daarbij moet ondersteunen. Een eerste actie daarin zou kunnen zijn om netbeheerders aan te zetten om de netten voldoende slim te maken zodat alleen verbruik met hoge transporttarieven ontmoedigd hoeft te worden als vaststaat dat het net op dat moment en in dat gebied tegen de grenzen aanloopt.
Een tweede actie zou kunnen zijn om apparaten en besturingssystemen gereed te maken voor de slimme netten. Met honderden miljoenen euro’s voor ISDE-subsidies kan de overheid best enige invloed uitoefenen op fabrikanten om apparaat-aansturingen ‘slim-net-klaar’ te maken. Dat om te voorkomen dat als de netten over enige tijd eindelijk slim zijn, er vervolgens nog vele jaren nodig zijn om de huishoudelijke apparatuur daar op aan te passen.
energeia